Spring naar inhoud

Jaarrekening

6.1. Balans per 31 december 2022

(bedragen x € 1.000)       31-12-2022       31-12-2021
  Ref.              
ACTIVA                
                 
Beleggingen voor risico pensioenfonds 1              
Vastgoed beleggingen   388.239       739.003    
Aandelen   1.592.935       2.339.203    
Vastrentende waarden   2.580.781       2.865.766    
Derivaten   111.699       214.088    
Overige beleggingen   647.651       441.897    
        5.321.305       6.599.957
                 
Vorderingen en overlopende activa 2     32.034       28.386
                 
Overige activa 3     9.675       9.665
                 
TOTAAL ACTIVA       5.363.014       6.638.008
                 
PASSIVA                
                 
Stichtingskapitaal en reserves 4     668.491       1.054.020
                 
Technische voorzieningen                
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds 5     3.905.690       5.284.863
                 
Overige voorzieningen 6     2.211       1.905
                 
Derivaten 7     780.555       72.963
                 
Overige schulden en overlopende passiva 8     6.067       224.257
                 
TOTAAL PASSIVA       5.363.014       6.638.008

6.2. Staat van baten en lasten

(bedragen x € 1.000)       2022       2021
  Ref.              
BATEN                
                 
Premiebijdragen 9     142.997       125.811
                 
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 10     -1.790.447       346.738
                 
Overige baten 11     84       1.981
                 
TOTAAL BATEN       -1.647.366       474.530
                 
LASTEN                
                 
Pensioenuitkeringen 12     103.485       96.257
                 
Pensioenuitvoeringskosten 13     10.618       10.478
                 
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds 14              
Pensioenopbouw   154.854       148.232    
Toeslagverlening   245.862       31.345    
Rentetoevoeging   -25.912       -30.252    
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringkosten   -105.273       -98.913    
Wijziging marktrente   -1.656.961       -388.831    
Wijziging actuariële uitgangspunten   16.037       -19.105    
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten   -2.036       4.681    
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen   -5.744       13.255    
        -1.379.173       -339.588
                 
Saldo overdrachten van rechten 15     2.499       -5.189
                 
Overige lasten 16     734       -27
                 
TOTAAL LASTEN       -1.261.837       -238.069
                 
Saldo van baten en lasten       -385.529       712.599
                 
Bestemming van het saldo van baten en lasten                
Algemene reserve       -220.722       763.026
Bestemmingsreserves       -4.850       -1.672
Reserve pensioenrisico's       -159.957       -48.755
Totaal saldo van baten en lasten       -385.529       712.599

6.3. Kasstroomoverzicht

(bedragen x € 1.000)       2022        2021 
                 
Kasstroom uit pensioenactiveiten                
                 
Ontvangsten                
Ontvangen premies   139.303       109.058    
Ontvangen in verband met overdracht van rechten   17.723       5.173    
Overig   155       1.981    
        157.181       116.212
Uitgaven                
Betaalde pensioenuitkeringen   -103.403       -96.231    
Betaald in verband met overdracht van rechten   -20.335       0    
Betaalde premies herverzekering   0       -90    
Betaalde pensioenuitvoeringskosten   -10.988       -9.123    
        -134.726       -105.444
                 
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten       22.455       10.768
                 
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten                
                 
Ontvangsten                
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten   88.145       99.435    
Verkopen en aflossingen van beleggingen   6.371.121       6.918.854    
        6.459.266       7.018.289
Uitgaven                
Aankopen beleggingen   -6.276.546       -6.663.856    
Betaalde kosten van vermogensbeheer   -10.364       -11.145    
Overig   -194.801       -352.169    
        -6.481.711       -7.027.170
                 
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten       -22.445       -8.881
                 
Netto kasstroom       10       1.887
Koers-/omrekenverschillen       0       0
Mutatie liquide middelen       10       1.887
                 
Liquide middelen primo boekjaar       9.665       7.778
Liquide middelen ultimo boekjaar       9.675       9.665
Mutatie liquide middelen       10       1.887

6.4. Toelichting op de jaarrekening

Algemeen

Activiteiten

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven is statutair gevestigd te Amsterdam. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41199580.

Het doel van het pensioenfonds is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het pensioenfonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in de Meubelbranche, de Tentoonstellingsbouw, de Orgelbouw en de Houthandel verplicht gestelde aangesloten werkgevers.

Overeenstemmingsverklaring

De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 21 juni 2023 de jaarrekening vastgesteld.

Referenties

In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.

Grondslagen

Algemene grondslagen

De bedragen opgenomen in de jaarrekening zijn vermeld in duizenden euro's, tenzij anders is aangegeven.

Continuïteitsveronderstelling

De jaarrekening is opgesteld met inachtneming van de continuïteitsveronderstelling. Voor de toelichting op de continuïteit wordt verwezen naar de toelichting op het eigen vermogen.

Opname van een actief of een verplichting

Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Verantwoording van baten en lasten

Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.

Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.

Saldering van een actief en een verplichting

Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.

Vreemde valuta

Functionele valuta

De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds.

Transacties, vorderingen en schulden

Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten.

De koersen van de belangrijkste valuta zijn:

    31 december 2022   Gemiddeld 2022   31 december 2021   Gemiddeld 2021
                 
USD   1,0673   1,1022   1,1372   1,1804
GBP   0,8872   0,8634   0,8396   0,8674
JPY   140,8183   135,8863   130,9543   128,6398

Schattingswijziging

De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten.

De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. 

Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. 

In september 2022 heeft het Koninklijk Actuarieel Genootschap de Prognosetafel AG2022 gepubliceerd. Het pensioenfonds is per 30 september 2022 overgegaan op deze prognosetafel en dit heeft een verhogend effect op de voorziening pensioenverplichtingen van € 29.103 en daardoor een negatief effect op de dekkingsgraad van 0,8%-punt. Ook heeft een aanpassing van de correctiefactoren op sterftekansen, ofwel de ervaringssterfte, plaatsgevonden. Deze aanpassing is doorgevoerd per 30 november 2022 en heeft een verlagend effect op de voorziening pensioenverplichtingen van € 13.066 en daardoor een positief effect op de dekkingsgraad van 0,4%-punt. Het saldo van deze wijzigingen bedraagt € 16.037.

Dekkingsgraad

De dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door het balanstotaal minus overige schulden en overlopende passiva, minus derivaten passiva, minus de bestemmingsreserves en minus de overige voorzieningen  te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.

De beleidsdekkingsgraad is gebaseerd op het rekenkundig gemiddelde van de dekkingsgraden over de laatste 12 maanden. Hierbij wordt steeds gebruik gemaakt van de meest actuele inschatting van de betreffende dekkingsgraden.

Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.

Foutenherstel

Indien een materiële fout na de vaststelling van de jaarrekening wordt geconstateerd, wordt deze middels een
retrospectieve verwerking hersteld. Dit houdt in dat het eigen vermogen aan het einde van het voorafgaande boekjaar wordt herrekend alsof de fout niet heeft plaatsgevonden. Het verschil tussen het eigen vermogen aan het eind van het voorafgaande boekjaar voor en na herrekening, wordt vervolgens verwerkt als een rechtstreekse mutatie van het eigen vermogen aan het begin van het huidige boekjaar. Dit is in 2022 bij het pensioenfonds niet toegepast.

Grondslagen voor de waardering van activa en passiva

Beleggingen

Algemeen

De beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, slechts indien de reële waarde van beleggingen niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen reële waarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingspools en -instellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen (look-through benadering). Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van reële waarde.

Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan wel -crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie.

Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico's en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. De derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd.

Reële waarde

De beleggingen van het fonds worden gewaardeerd tegen de reële waarde per balansdatum. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van genoteerde marktprijzen. Derivaten worden gewaardeerd door gebruik te maken van netto contante waardeberekeningen. Bepaalde instrumenten, zoals participaties in beleggingsfondsen worden gewaardeerd door gebruik te maken van de intrinsieke waarde. Het is gebruikelijk en mogelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Slechts indien de reële waarde van een beleggingen niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs.

Voor financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en -schulden geldt dat de boekwaarde de reële waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de reële waarde.

Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.

Vastgoedbeleggingen

Beleggingen in indirect vastgoed worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs inclusief transactiekosten, vervolgwaardering geschiedt tegen de reële waarde. De onderliggende reële waarde wordt gebaseerd op taxatiewaarde. De taxaties worden verricht door onafhankelijke deskundigen. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Resultaten door wijziging in reële waarde worden in de staat van baten en lasten verantwoord. De gehanteerde waarderingsmethodiek door de beleggingsfondsen is als volgt. Elk kwartaal wordt circa 25% van de vastgoedportefeuille extern getaxeerd door een erkende taxateur conform de richtlijnen van de vermogensbeheerder. Deze richtlijnen sluiten aan bij de ROZ/IPD-index. Het overige deel van de portefeuille wordt per kwartaal gewaardeerd op basis van interne indexering. Deze is gebaseerd op externe taxaties per sector per kwartaal. Ten aanzien van de waardering per 31 december is voor de objecten die niet extern getaxeerd zijn, in het laatste kwartaal een update van de externe taxateur ontvangen.

Overige vermogensbestanddelen van het fonds worden gewaardeerd volgens algemeen aanvaarde verslaggevingsgrondslagen. De internationale beleggingen zijn allemaal in een fund-of-fund structuur opgezet en afhankelijk van het onderliggende fonds wordt de taxatie 1x per kwartaal, 1x per jaar, of anders uitgevoerd. Hier is geen algemene afspraak over. Wel analyseert de vermogensbeheerder te allen tijde de waardemutaties elk kwartaal en zal bij grote sprongen altijd navraag doen bij het betreffende onderliggende fonds. De actuele waarde van de vastgoedfondsen die in internationaal vastgoed beleggen worden gewaardeerd op basis van de door de onderliggende vastgoedfondsen opgegeven beleggingswaarden van die fondsen, zoals deze op het moment van waardering aan de beheerder ter beschikking staan.

Aandelen

Aandelen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Voor beursgenoteerde aandelen is dit de beurswaarde. Voor niet-beursgenoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de intrinsieke waarde, die de reële waarde van de onderliggende beleggingen representeert.

Vastrentende waarden

Vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen reële waarde. Voor beursgenoteerde vastrentende waarden is dit de beurswaarde per balansdatum. Voor niet-beursgenoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de intrinsieke waarde, die de reële waarde van de onderliggende beleggingen representeert.

Derivaten

Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.

Indien een derivatenpositie negatief is, wordt het bedrag onder de passiva zijde van de balans verantwoord.

Overige beleggingen

Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde. De waardering hiervan geschiedt tegen de intrinsieke waarde, die de reële waarde van de onderliggende beleggingen representeert.

Securities lending

Het pensioenfonds participeert niet direct in securities lending. Binnen de beleggingspools kan sprake zijn van securities lending.

Vorderingen en overlopende activa

Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.

Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als kapitaalcontracten worden gewaardeerd voor de waarde van het verzekerde risico op basis van de grondslagen van het contract.

WIA-excedent en ANW-hiaat

Het pensioenfonds kent naast de verplichte basisregeling ook twee facultatieve regelingen, waarbij de werknemers van aangesloten werkgevers op vrijwillige basis dekking kunnen verkrijgen voor WIA-excedent en/of ANW-hiaat. Deze dekkingen zijn volledig herverzekerd bij Elips Life. Deze overeenkomst loopt vanaf 1 januari 2012 en wordt steeds voor drie jaar verlengd. De huidige termijn loopt eind 2023 af. 

Voor het ANW-hiaat wordt jaarlijks op basis van een gewenste dekking, opgegeven wat het overlijdensrisicokapitaal is. Dit is gewaardeerd op de fondsgrondslagen op 1 januari van het jaar. Deze risicokapitalen worden vermenigvuldigd met de risicopremie zoals door Elips Life is vastgesteld.

De dekking voor het WIA-excedent omvat de uitkering van een WIA-excedentpensioen ter grootte van 70% van het pensioengevend salaris dat de maximale WIA-uitkeringsgrondslag te boven gaat. Het WIA-excedentpensioen wordt vermenigvuldigd met de risicopremies zoals door Elips Life vastgesteld, om tot de premie te komen.

Liquide middelen

Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.

Stichtingskapitaal en reserves

Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen.

De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans.

Algemene reserve

Deze reserve is dat deel van het vermogen dat resteert nadat via de resultaatbestemming de vereiste reserves, op het gewenste niveau zijn gebracht. Er is geen sprake van een maximering van de algemene reserve.

Reserve pensioenrisico's

De reserve pensioenrisico’s wordt aangehouden als buffer voor neerwaartse koersfluctuaties van beleggingen. De omvang van deze reserve is gelijk aan het vereiste eigen vermogen in de evenwichtssituatie, op basis van het Financieel Toetsingskader.

Bestemmingsreserves

Bestemmingsreserve 58-plus

De pensioenopbouw die uit hoofde van de 58-plus regeling ten laste komt van het pensioenfonds, wordt gefinancierd uit deze bestemmingsreserve. De bestemmingsreserve 58- plusregeling is gevormd uit het overschot van de VPL-gelden en wordt enkel gebruikt voor de deelnemers in de Meubel-pensioenregeling.

Bestemmingsreserve Houthandel 

Na beëindiging van de optrekregeling in 2014 is sprake van een overschot vanuit de reserve overgangsregeling. Dit restant saldo van de reserve overgangsregeling is ultimo 2014 toegevoegd aan de bestemmingsreserve. De bestemmingsreserve kan voor meerdere doeleinden worden ingezet; ter financiering van verhoging van aanspraken van de actieve deelnemers, in het geval van een fusie ter financiering van een mogelijk negatief verschil in dekkingsgraad, dan wel voor het beperken van eventuele kortingen. Andere doeleinden zijn eerst na overleg met cao-partijen mogelijk. Door het bestuur en cao-partijen is besloten om negatieve fondsrendementen op de bestemmingsreserve toe te passen. De pensioenopbouw die uit hoofde van de 58-plus regeling ten laste komt van het pensioenfonds, wordt gefinancierd uit deze bestemmingsreserve en wordt enkel gebruikt voor de deelnemers in de Houthandel-pensioenregeling. Daarnaast wordt in 2022 3,2% (2021: 2,2%) van de pensioengrondslag als premie gefinancierd uit deze bestemmingsreserve.

Technische voorzieningen

Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds

De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt.

Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.

Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid.

Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.

De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:

  • de TV wordt berekend als de contante waarde van de op de balansdatum opgebouwde pensioenen inclusief de eventueel op 31 december toe te kennen verhoging in verband met toeslagverlening;
  • voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt de TV voor het arbeidsongeschikte deel berekend als de contante waarde van de op de pensioendatum in uitzicht gestelde pensioenen bij een tot die datum voortgezette pensioenopbouw;
  • voor mannen en vrouwen is gebruik gemaakt van de door het Koninklijk Actuarieel Genootschap gepubliceerde Prognosetafel AG2022 (2021: Prognosetafel AG2020). Om rekening te houden met het gegeven dat de populatie van het fonds af kan wijken van de totale populatie waarop de prognosetafel is gebaseerd, is een leeftijdsafhankelijke correctiefactor op de sterftekansen toegepast, 2022: S&V ervaringssterftemodel 2022 (2021: S&V ervaringssterftemodel 2020);
  • de leeftijd per de berekeningsdatum wordt vastgesteld in maanden nauwkeurig, waarbij de geboortedatum gelijk wordt gesteld aan de 1e van de geboortemaand;
  • het leeftijdsverschil tussen mannen en vrouwen is 3 jaar voor hoofdverzekerde mannen en 2 jaar voor hoofdverzekerde vrouwen;
  • de reservering voor partnerpensioen geschiedt op basis van onbepaalde partner. Het fonds hanteert de partnerfrequenties op basis van de data van het CBS in 2021 (CBS 2021 excl. samenwonend). Op leeftijd 68 jaar geldt een partnerfrequentie van 100%. Na pensioendatum vindt reservering plaats volgens het bepaalde partner systeem;
  • voor uitgesteld wezenpensioen wordt een opslag van 0,4% gehanteerd van de TV van latent nabestaandenpensioen bij uitgesteld ouderdomspensioen;
  • voor toekomstige uitvoeringskosten wordt 3,0% van de netto TV opgenomen;
  • Als rekenrente voor de TV wordt gehanteerd de rentetermijnstructuur per 31 december 2022 zoals die door DNB is gepubliceerd.

Overige voorzieningen

Het bestuur kan individuele vrijstelling van deelneming aan de verplichte pensioenregelingen aan een werknemer verlenen, indien deze gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekeren. Dit ontslaat zijn werkgever noch betrokkene van de verplichting tot afdracht van de reguliere bijdragen aan het pensioenfonds. Deze bijdragen worden op een individuele spaarrekening gestort, waaraan jaarlijks intrest wordt toegevoegd. De gespaarde bijdragen van de gemoedsbezwaarde worden na het bereiken van de pensioenleeftijd in termijnen uitgekeerd.

Overige schulden en overlopende passiva

Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).

Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan één jaar.

Grondslagen voor bepaling van het resultaat

Algemeen

De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.

Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)

Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord.

Beleggingsresultaten risico pensioenfonds

Indirecte beleggingsopbrengsten

Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als indirecte beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten zijn verwerkt in de reële waarde van de beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten.

Directe beleggingsopbrengsten

Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten.

Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.

Kosten vermogensbeheer

Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan.

Verrekening van kosten

Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.

Pensioenuitkeringen

De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.

Pensioenuitvoeringskosten

De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds

Pensioenopbouw

Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben.

Toeslagverlening

Het pensioenfonds streeft ernaar zowel de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers, de premievrije pensioenrechten van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat er geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden.

Rentetoevoeging

De pensioenverplichtingen zijn opgerent met -0,49% (2021: -0,53%) op basis van de éénjaarsrente van de door DNB gepubliceerde rentermijnstructuur per 31 december 2021 (2021: de éénjaarsrente van de DNB-curve van 31 december 2020).

Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten

Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar.

Wijziging marktrente

Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt hieronder verantwoord.

Wijzigingen actuariële uitgangspunten

Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds.

De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.

Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten

Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven.

Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen

De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren.

Saldo overdrachten van rechten

De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen.

Overige baten en lasten

Overige baten en lasten, waaronder baten en lasten uit herverzekeringen, zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

Kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.

6.5 Toelichting op de balans per 31 december 2022

1. Beleggingen voor risico pensioenfonds

(bedragen x € 1.000)   Vastgoed beleggingen   Aandelen   Vastrentende waarden   Derivaten   Overige beleggingen   Totaal
                         
Stand per 1 januari 2022   739.003   2.339.203   2.865.766   141.125   441.897   6.526.994
Aankopen   56.984   349.352   4.901.400   393.065   575.745   6.276.546
Verkopen   -303.008   -761.809   -4.784.303   -84.233   -437.768   -6.371.121
Herwaardering   -87.931   -333.822   -396.037   -1.118.812   68.374   -1.868.228
Overige mutaties   -16.809   11   -6.045   -1   -597   -23.441
Stand per 31 december 2022   388.239   1.592.935   2.580.781   -668.856   647.651   4.540.750
Schuldpositie derivaten (credit)                       780.555
Totaal                       5.321.305
(bedragen x € 1.000)   Vastgoed beleggingen   Aandelen   Vastrentende waarden   Derivaten   Overige beleggingen   Totaal
                         
Stand per 1 januari 2021   603.322   2.149.429   2.933.377   490.929   336.806   6.513.863
Aankopen   114.832   1.868.247   3.031.338   144.041   1.505.398   6.663.856
Verkopen   -111.405   -2.180.201   -3.029.259   -98.557   -1.499.432   -6.918.854
Herwaardering   117.929   499.663   -64.418   -395.288   99.125   257.011
Overige mutaties   14.325   2.065   -5.272   0   0   11.118
Stand per 31 december 2021   739.003   2.339.203   2.865.766   141.125   441.897   6.526.994
Schuldpositie derivaten (credit)                       72.963
Totaal                       6.599.957

De overige mutaties betreffen de verschillen tussen de eindstanden van huidig jaar versus vorig jaar van de beleggingsdebiteuren, liquide middelen en beleggingscrediteuren.

Vastgoedbeleggingen

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Indirecte vastgoedbeleggingen, zijnde participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed   387.284   721.239
Vorderingen   955   17.764
Totaal   388.239   739.003

Aandelen

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen   1.587.461   2.333.740
Vorderingen   5.474   5.463
Totaal   1.592.935   2.339.203

Vastrentende waarden

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Obligaties   1.398.457   1.702.436
Hypothecaire leningen   464.410   463.856
Leningen op schuldbekentenis   151.977   45.105
Deposito's en dergelijke   8.180   14.005
Vorderingen   6.321   6.541
Liquide middelen   551.436   633.823
Totaal   2.580.781   2.865.766

Derivaten

Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden.

Het pensioenfonds gebruikt derivaten voornamelijk om het valutarisico, renterisico en inflatierisico af te dekken. Eén van de belangrijkste risico's bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand.

Gebruik wordt gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: 

  • Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico's afgedekt. 
  • Renteswaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. 

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2022:

2022
Type contract
  Contract-omvang   Saldo waarde   Positieve waarde   Negatieve waarde
                 
Valutaderivaten   1.928.857   69.870   77.022   7.152
Aandelenderivaten   31.812   105   616   511
Kredietderivaten   25.950   154   1.317   1.163
Rentederivaten   2.747.500   -738.985   32.744   771.729
    4.734.119   -668.856   111.699   780.555

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2021:

2021
Type contract
  Contract-omvang   Saldo waarde   Positieve waarde   Negatieve waarde
                 
Valutaderivaten   2.591.149   -41.239   5.080   46.319
Aandelenderivaten   23.289   385   406   21
Kredietderivaten   0   0   0   0
Rentederivaten   2.026.930   181.979   208.602   26.623
    4.641.368   141.125   214.088   72.963

Onderpand met betrekking tot derivaten

Afhankelijk van de waarde van de derivaten ontvangt of verstrekt het pensioenfonds onderpand. Bij een positieve waarde van de derivaten ontvangt het pensioenfonds onderpand, bij een negatieve waarde verstrekt het pensioenfonds onderpand. Ultimo 2022 heeft het pensioenfonds per saldo € 428 miljoen aan onderpand (collateral) betaald in de vorm van liquiditeiten (2021: € 142 miljoen aan onderpand ontvangen). Dit saldo bestaat uit € 428 miljoen (2021: € 77 miljoen) terug te ontvangen onderpand en € - (2021: € 219 miljoen) terug te betalen onderpand, gepresenteerd als vordering onder overige beleggingen respectievelijke als schuld onder overige schulden en overlopende passiva. De behaalde rendementen zijn verantwoord als (in)directe beleggingsopbrengsten.

Onderstaande tabel geeft de collateral posities per 31 december weer:

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Grondstoffen   0   363.649
Ontvangen onderpand   428.130   76.780
Overige schulden   -39   -39
Liquide middelen   219.560   1.507
Totaal   647.651   441.897

De grondstoffenpositie is in 2022 afgebouwd en eind 2022 heeft het pensioenfonds geen grondstoffenpositie meer.

Securities lending

Het pensioenfonds participeert niet direct in securities lending. Binnen de beleggingsfondsen kan securities lending wel plaatsvinden.

Schattingen en oordelen

Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.

Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten, zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. 

Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:

(bedragen x € 1.000)   Direct markt-noteringen   Afgeleide markt-noteringen   Waarderingsmodellen   Totaal
                 
Vastgoed beleggingen   0   355.889   32.350   388.239
Aandelen   1.587.461   0   5.474   1.592.935
Vastrentende waarden   2.209.767   0   371.014   2.580.781
Derivaten   105   0   -668.961   -668.856
Overige beleggingen   -39   0   647.690   647.651
Stand per 31 december 2022   3.797.294   355.889   387.567   4.540.750
(bedragen x € 1.000)   Direct markt-noteringen   Afgeleide markt-noteringen   Waarderingsmodellen   Totaal
                 
Vastgoed beleggingen   0   739.003   0   739.003
Aandelen   2.339.203   0   0   2.339.203
Vastrentende waarden   2.554.404   0   311.362   2.865.766
Derivaten   141.125   0   0   141.125
Overige beleggingen   -39   0   441.936   441.897
Stand per 31 december 2021   5.034.693   739.003   753.298   6.526.994

2. Vorderingen en overlopende activa

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Vorderingen op werkgever(s)   31.898   27.921
Vorderingen uit herverzekeringen   128   0
Overige vorderingen   8   428
Vorderingen op deelnemers van het pensioenfonds   0   37
Totaal   32.034   28.386
Specificatie Vorderingen op werkgever(s)   31-12-2022   31-12-2021
         
Vorderingen op werkgevers   32.788   28.649
Voorziening dubieuze debiteuren   -890   -728
Totaal   31.898   27.921
Specificatie Verloop Voorziening dubieuze debiteuren   31-12-2022   31-12-2021
         
Stand per 1 januari   728   1.627
Nagekomen baten/afgeschreven vorderingen   -175   -29
Dotatie/vrijval   337   -870
Stand per 31 december   890   728

3. Overige activa

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Liquide middelen   9.675   9.665
Totaal   9.675   9.665

De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing.

PASSIVA

4. Stichtingskapitaal en reserves

(bedragen x € 1.000)   Algemene reserve   Bestemmings-reserves   Reserve
pensioen-risico's
  Totaal
                 
Stand per 1 januari 2021   -646.078   11.520   975.979   341.421
Uit bestemmingssaldo van baten en lasten   763.026   -1.672   -48.755   712.599
Stand per 31 december 2021   116.948   9.848   927.224   1.054.020
Uit bestemmingssaldo van baten en lasten   -220.722   -4.850   -159.957   -385.530
Stand per 31 december 2022   -103.774   4.998   767.267   668.491

Bestemmingsreserves

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Bestemmingsreserve 58-plusregeling   4.155   5.891
Bestemmingsreserve Houthandel   843   3.957
Stand per eind boekjaar   4.998   9.848

Bestemmingsreserve 58-plusregeling

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Stand per eind boekjaar   5.891   5.602
Bestemming saldo van baten en lasten   -1.736   289
Stand per eind boekjaar   4.155   5.891

Bestemmingsreserve Houthandel

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Stand per begin boekjaar   3.957   5.918
Bestemming saldo van baten en lasten   -3.114   -1.961
Stand per eind boekjaar   843   3.957

Vermogenspositie

Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het pensioenfonds gebruik van het standaardmodel. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het pensioenfonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen in de risicoparagraaf.

Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december:

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022       31-12-2021    
                 
Stichtingskapitaal en reserves   663.493   117,0%   1.044.172   119,8%
Minimaal vereist eigen vermogen   168.476   104,3%   225.274   104,3%
Vereist eigen vermogen   767.267   119,6%   927.224   117,5%

De beleidsdekkingsgraad is eind 2022 121,0% (2021: 114,1%). De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als een situatie met een toereikende solvabiliteit (2021: reservetekort).

De reële dekkingsgraad betreft ultimo 2022 91,3% (2021: 92,2%).

Herstelplan

Het pensioenfonds hoefde in 2022 geen herstelplan meer in te dienen. Waar eerder de beleidsdekkingsgraad leidend was, heeft DNB besloten dat ondanks het feit dat er wettelijk gezien een tekort is, geen herstelplan ingediend hoeft te worden als de gerapporteerde feitelijke dekkingsgraad of de gerapporteerde beleidsdekkingsgraad hoger is dan de dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen. Omdat de gerapporteerde feitelijke dekkingsgraad per 31 december 2021 (119,8%) hoger is dan de dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen (117,5%), hoefde het pensioenfonds in 2022 geen herstelplan meer in te dienen. Daarmee was het pensioenfonds uit herstel.

Omdat de beleidsdekkingsgraad per 31 december 2022 (121,0%) hoger ligt dan de vereiste dekkingsgraad per 31 december 2022 (119,6%), hoeft in 2023 ook geen herstelplan te worden ingediend.

Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten

Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. Het voorstel resultaatbestemming 2022 is opgenomen in de paragraaf van de staat van baten en lasten in de jaarrekening. De balans wordt opgemaakt na resultaatbestemming. Dit betekent dat het saldo van baten en lasten, zoals blijkend uit de staat van baten en lasten verwerkt is in het eigen vermogen.

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022
     
Algemene reserve   -103.774
Bestemmingsreserve 58-plusregeling   4.155
Bestemmingsreserve Houthandel   843
Reserve pensioenrisico`s   767.267
Stand per eind boekjaar   668.491

5. Technische voorzieningen

Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Stand per 1 januari   5.284.863   5.624.451
Pensioenopbouw   154.854   148.232
Toeslagverlening   245.862   31.345
Rentetoevoeging   -25.912   -30.252
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringkosten   -105.273   -98.913
Wijziging marktrente   -1.656.961   -388.831
Wijziging actuariële uitgangspunten   16.037   -19.105
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten   -2.036   4.681
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen   -5.744   13.255
Stand per 31 december   3.905.690   5.284.863

Pensioenopbouw

Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.

Toeslagverlening

Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de deelnemers jaarlijks te verhogen met de prijsontwikkeling. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening die afhankelijk van de financiële situatie van het pensioenfonds verleend wordt. De toeslagen worden gefinancierd door overrendement.

Het pensioenfonds heeft besloten om per 1 januari 2023 een toeslag van 6,8% toe te passen (1 januari 2022: 0,6%). Verder is per 1 januari 2022 (verwerkt in de cijfers van 2021) een onvoorwaardelijke toeslag van 1,75% en een voorwaardelijke toeslag van 0,1% verleend aan deelnemers van de pensioenregeling van Houthandel. Ingegane arbeidsongeschiktenpensioenen zijn voorwaardelijk verhoogd met 0,8% en hun toekomstige pensioenopbouw is onvoorwaardelijk verhoogd met 3,5%.

Rentetoevoeging

De pensioenverplichtingen zijn opgerent met -0,49% (2021: -0,53%) op basis van de éénjaarsrente van de door DNB gepubliceerde rentermijnstructuur per 31 december 2021 (2021: de éénjaarsrente van de DNB-curve van 31 december 2020).

Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten

Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode.

Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.

Wijziging marktrente

Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder wijziging marktrente.

Daarnaast heeft DNB er in 2020 voor gekozen om de nieuwe UFR-methode gefaseerd in te voeren. De tweede aanpassing heeft per 1 januari 2022 plaatsgevonden. Het totale effect van de wijziging van de rente heeft een verlagend effect op de voorziening pensioenverplichtingen en bedraagt 1.656.961. Hiervan wordt 1.662.740 veroorzaakt door de reguliere wijziging van de (markt)rente en -5.779 door de aanpassing van de UFR-methodiek.

Wijziging actuariële uitgangspunten

Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds.

De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.

In september 2022 heeft het Koninklijk Actuarieel Genootschap de Prognosetafel AG2022 gepubliceerd. Het pensioenfonds is per 30 september 2022 overgegaan op deze prognosetafel en dit heeft een verhogend effect op de voorziening pensioenverplichtingen van € 29.103. Ook heeft een aanpassing van de correctiefactoren op sterftekansen, ofwel de ervaringssterfte, plaatsgevonden. Deze aanpassing is doorgevoerd per 30 november 2022 en heeft een verlagend effect op de voorziening pensioenverplichtingen van € 13.066.

Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Toevoeging aan de technische voorziening   17.682   4.681
Onttrekking aan de technische voorziening   -19.718   0
Totaal   -2.036   4.681

Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Resultaat op kanssysteem:        
- Sterfte   -1.186   -2.032
- Arbeidsongeschiktheid   1.343   14.928
- Mutaties   -5.901   359
Totaal   -5.744   13.255

De mutaties bestaan onder meer uit de wijziging van aanspraken vanuit de conversie, niet opgevraagde pensioenmutaties en flexibiliseringsmutaties.

De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld:

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022       31-12-2021    
                 
      Aantallen     Aantallen
                 
Actieven   1.429.907   27.675   2.014.998   26.884
Pensioengerechtigden   1.278.056   35.530   1.483.487   33.791
Gewezen deelnemers   1.197.727   65.101   1.786.378   68.009
Totaal   3.905.690   128.306   5.284.863   128.684

Korte beschrijving pensioenregeling

De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 68 jaar. Het pensioenfonds voert een pensioenregeling voor Meubel, Tentoonstellingsbouw en Orgelbouw (regeling A) en een pensioenregeling van Houthandel (regeling B).

Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd door deelnemers van regeling A van 1,67% en door deelnemers van regeling B van 1,875% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon, gemaximeerd op € 63.554, onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Het pensioengevend loon en de franchise wijken af tussen de verschillende sectoren. Voor alle deelnemers bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een premieovereenkomst.

Toeslagverlening

De toeslagen op pensioenrechten en pensioenaanspraken worden jaarlijks vastgesteld door het bestuur. Er bestaat een ambitie om jaarlijks de pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen. De daadwerkelijke toeslag in een jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van de hoogte van de beschikbare middelen. De toeslag bedraagt maximaal de stijging van de consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens (afgeleid), zoals vastgesteld door het CBS in de periode september - september.

Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het pensioenfonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het pensioenfonds, en daarvoor zijn beleggingsresultaten een belangrijk element.

Het bestuur heeft besloten om een toeslag van 6,8% te verlenen op de pensioenaanspraken per 1 januari 2023 (1 januari 2022: 0,6%). Bij de bepaling van de voorziening voor pensioenverplichtingen is met dit besluit rekening gehouden.

6. Overige voorzieningen

De uitkeringen vanuit het spaarfonds gemoedsbezwaarden zijn kortlopend.

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Stand per begin boekjaar   1.905   2.070
Correcties voorgaande jaren   309   -147
Stortingen   42   24
Rentetoevoeging   4   7
Uitkeringen   -49   -49
Stand per eind boekjaar   2.211   1.905

7. Derivaten

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Derivaten   780.555   72.963
Totaal   780.555   72.963

8. Overige schulden en overlopende passiva

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022   31-12-2021
         
Correctie ambtshalve premie   1.134   579
Beleggingscrediteuren   0   218.650
Belastingen en premie sociale verzekeringen   2.047   1.935
Overige schulden en overlopende passiva   2.878   3.028
Pensioenuitkeringen   8   0
Waardeoverdrachten   0   65
Totaal   6.067   224.257

Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.

De overige schulden en overlopende passiva bestaan voornamelijk uit nog te betalen vermogensbeheer- en
pensioenuitvoeringskosten.

Specificatie Beleggingscrediteuren   31-12-2022   31-12-2021
         
Schulden uit hoofde van collateral management   0   118.150
Variation margin in relatie tot renteswaps   0   100.500
Totaal   0   218.650

6.6 Risicobeheer

Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het pensioenfonds.

Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen:

  • Beleggingsbeleid;
  • Premiebeleid;
  • Herverzekeringsbeleid;
  • Toeslagbeleid.

De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s.

De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.

Solvabiliteitsrisico's

Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd.

Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. 

De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:

Ontwikkeling dekkingsgraad   2022   2021
         
Dekkingsgraad per 1 januari   119,8%   105,9%
Premie   -0,9%   -0,7%
Uitkering   0,3%   0,1%
Toeslagverlening   -5,4%   -0,6%
Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking)   -33,5%   6,7%
Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen   54,7%   7,8%
Aanpassing actuariële uitgangspunten   -0,4%   0,3%
Overige oorzaken   -17,6%   0,3%
Dekkingsgraad per 31 december   117,0%   119,8%

Onder overig worden de effecten op de dekkingsgraad als gevolg van wijzigingen inzake waardeoverdrachten, kosten, sterfte, arbeidsongeschiktheid en overige mutaties en correcties verwerkt. Daarnaast spelen kruiseffecten tussen de verschillende oorzaken een rol. Bij het analyseren van de invloed van verschillende factoren op het resultaat, wordt het effect van een factor afgezonderd van het effect van de andere factoren, waarbij deze andere factoren constant worden gehouden. Het gecombineerde effect van verschillende factoren kan dan afwijken van de som van de samenstellende delen. Dit verschil wordt veroorzaakt, doordat de factoren niet alleen invloed hebben op het eindresultaat, maar ook op elkaar. Dit verschijnsel wordt kruiseffecten genoemd.

Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het pensioenfonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de pensioenfondsspecifieke restrisico's (na afdekking).

De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt:

Vereist Eigen Vemogen   2022   2021
         
S1 Renterisico   4,5%   0,9%
S2 Risico zakelijke waarden   13,8%   13,5%
S3 Valutarisico   3,1%   2,6%
S4 Grondstoffenrisico   0,0%   0,0%
S5 Kredietrisico   4,8%   5,0%
S6 Verzekeringstechnische risico   3,3%   3,5%
S7 Liquiditeitsrisico   0,0%   0,0%
S8 Concentratierisico   0,0%   0,0%
S9 Operationeel risico   0,0%   0,0%
S10 Actief beheerrisico   0,4%   0,4%
Diversificatie-effect   -10,3%   -8,4%
Vereist Eigen Vermogen per 31 december   19,6%   17,5%
(bedragen x € 1.000)   2022   2021
         
Vereist pensioenvermogen   4.672.957   6.212.087
Technische voorzieningen   3.905.690   5.284.863
Vereist eigen vermogen   767.267   927.224
Aanwezig vermogen (Totaal activa
-/- schulden)
  663.493   1.044.172
Tekort/Surplus   -103.774   116.948

De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische beleggingsmix in de evenwichtssituatie.

Beleggingsrisico

De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd.

Renterisico (S1)

Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.

Het beleid van het pensioenfonds is gericht op het verkleinen van de "duration-mismatch". Dit wordt gerealiseerd door het kopen van meer langlopende obligaties in plaats van aandelen (aandelen hebben per definitie een duration van nul), het binnen de portefeuille kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties of door middel van het gebruik maken van renteswaps of swaptions.

Het pensioenfonds heeft als beleid om 50% van het rentemismatchrisico af te dekken. De bandbreedte van de strategische renteafdekking is 40 - 60%. Dit risico bestaat uit het verschil in rentegevoeligheid tussen beleggingen en verplichtingen.

De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat:

    31-12-2022       31-12-2021    
                 
      Duration     Duration
                 
Vastrentende waarden (vóór derivaten)   2.580.781   7,1   2.865.766   6,4
Vastrentende waarden (na derivaten)   1.841.796   12,7   3.047.745   13,7
Technische voorzieningen   3.905.690   19,3   5.284.863   21,6

De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022       31-12-2021    
                 
Resterende looptijd < 1 jaar   797.475   30,9%   1.142.280   39,9%
Resterende looptijd > 1 en < 5 jaar   321.938   12,5%   313.839   11,0%
Resterende looptijd > 5   1.461.368   56,6%   1.409.647   49,2%
Totaal   2.580.781   100,0%   2.865.766   100,0%

De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven.

De resterende looptijd van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds kan als volgt worden weergegeven:

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022       31-12-2021    
                 
Resterende looptijd < 5 jaar   529.732   13,6%   520.401   9,9%
Resterende looptijd > 5 en < 10 jaar   541.980   13,9%   609.313   11,5%
Resterende looptijd > 10 en < 20 jaar   1.098.838   28,1%   1.453.125   27,5%
Resterende looptijd > 20 jaar   1.735.139   44,4%   2.702.024   51,1%
Totaal   3.905.690   100,0%   5.284.863   100,0%

Risico zakelijke waarden (S2)

Zakelijke waarden risico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd indirect vastgoed en converteerbare obligaties) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van derivaten.

Valutarisico (S3)

Het valutarisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen in valutawisselkoersen. Het totaalbedrag van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd, bedraagt ultimo 2022 € 1.628.643 (2021: € 2.719.350). Van dit bedrag is 90% (2021: 92%) afgedekt naar de euro.

De valutapositie per 31 december 2022 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:

        31-12-2022    
2022   Totaal voor afdekking   Valutaderivaten afdekking   Netto positie
na afdekking
             
EUR   2.842.237   1.675.375   4.517.612
             
GBP   58.906   -71.803   -12.897
JPY   84.254   -124.162   -39.908
USD   1.316.154   -1.409.540   -93.386
Overige   169.329   0   169.329
Totaal   4.470.880   69.870   4.540.750

De valutapositie per 31 december 2021 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:

        31-12-2021    
2021   Totaal voor afdekking   Valutaderivaten afdekking   Netto positie
na afdekking
             
EUR   3.630.233   2.451.682   6.081.915
             
GBP   85.798   -100.758   -14.960
JPY   129.928   -158.746   -28.818
USD   2.263.787   -2.233.417   30.370
Overige   239.837   0   239.837
Totaal   6.349.583   -41.239   6.308.344

Wijzigingen in de valutakoersen zijn van invloed op de ontwikkeling van de dekkingsgraad voor zover deze niet zijn
afgedekt. Een restrisico betreft de categorie overige valuta’s; deze valuta’s betreffen valuta’s in opkomende markten en/of valuta’s die een correlatie hebben met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico’s niet af te dekken. In de solvabiliteitstoets van het pensioenfonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities en afdekkingen.

Prijsrisico

Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren.

Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het pensioenfonds. 

De segmentatie van de aandelen naar regio is als volgt:

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022       31-12-2021    
                 
Europa   305.966   19,2%   492.914   21,1%
Noord-Amerika   933.262   58,6%   1.405.576   60,1%
Azië   290.774   18,3%   372.424   15,9%
Pacific   29.548   1,9%   35.352   1,5%
Overig   33.385   2,1%   32.937   1,4%
Totaal   1.592.935   100,0%   2.339.203   100,0%

De segmentatie van aandelen naar sectoren is als volgt:

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022       31-12-2021    
                 
Energie   94.257   5,9%   80.005   3,4%
Bouw- en grondstoffen   80.403   5,0%   109.672   4,7%
Nijverheid en industrie   153.296   9,6%   216.990   9,3%
Duurzame consumentengoederen   173.687   10,9%   301.330   12,9%
Consumentengebruiksgoederen   137.946   8,7%   177.510   7,6%
Gezondheidszorg   212.465   13,3%   281.545   12,0%
Financiële dienstverlening   242.742   15,2%   316.599   13,5%
Informatietechnologie   338.214   21,2%   592.772   25,4%
Telecommunicatie   109.367   6,9%   197.165   8,4%
Nutsbedrijven   38.758   2,4%   51.297   2,2%
Vastgoed   6.326   0,4%   8.855   0,4%
Overige   5.474   0,3%   5.463   0,2%
Totaal   1.592.935   100,0%   2.339.203   100,0%

Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt:

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022       31-12-2021    
                 
Kantoren   0   0,0%   60   0,0%
Winkels   359.771   92,7%   473.129   64,0%
Woningen   27.513   7,1%   248.050   33,6%
Overige   955   0,2%   17.764   2,4%
Totaal   388.239   100,0%   739.003   100,0%

De samenstelling van de vastgoedbeleggingen naar regio's kan als volgt worden samengevat:

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022       31-12-2021    
                 
Europa   104.205   26,8%   353.133   47,7%
Noord-Amerika   207.240   53,4%   283.521   38,4%
Azië   58.669   15,1%   62.662   8,5%
Pacific   17.170   4,4%   21.923   3,0%
Overige   955   0,2%   17.764   2,4%
Totaal   388.239   100,0%   739.003   100,0%

Grondstoffenrisico (S4)

Beleggingen in grondstoffen moeten als gevolg van het effect van een waardedaling met 35% opgevangen kunnen worden. Eind 2022 heeft het pensioenfonds geen grondstoffenpositie meer (2021: € 363,6 miljoen).

Kredietrisico (S5)

Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.

Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt.

Beheersing van dit risico door het pensioenfonds vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand.

De samenstelling van de vastrentende waarden naar regio's kan als volgt worden samengevat:

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022       31-12-2021    
                 
Europa   1.923.052   74,5%   2.149.427   74,9%
Noord-Amerika   224.173   8,7%   246.183   8,6%
Azië   216.555   8,4%   242.945   8,5%
Pacific   42.204   1,6%   39.578   1,4%
Overige   174.797   6,8%   187.633   6,6%
Totaal   2.580.781   100,0%   2.865.766   100,0%

De samenstelling van de vastrentende waarden sectoren is als volgt:

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022       31-12-2021    
                 
Handel- en industriële bedrijven   105.079   4,1%   154.026   5,4%
Buitenlandse overheidsinstellingen   817.725   31,7%   1.143.799   39,9%
Financiële instellingen   1.180.459   45,7%   1.404.219   49,0%
Nederlandse overheidsinstellingen   145.609   5,6%   22.477   0,8%
Overige   331.909   12,9%   141.245   4,9%
Totaal   2.580.781   100,0%   2.865.766   100,0%

De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de vastrentende waarden op basis van de ratings zoals gepubliceerd door bekende rating agencies is als volgt:

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022       31-12-2021    
                 
AAA   785.733   30,4%   714.253   24,9%
AA   687.711   26,6%   741.280   25,8%
A   384.494   14,9%   339.552   11,9%
BBB   244.430   9,5%   229.968   8,0%
Lager dan BBB   169.038   6,5%   133.665   4,7%
Geen rating   309.375   12,0%   707.048   24,7%
Totaal   2.580.781   100,0%   2.865.766   100,0%

Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6)

Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico.

Langlevenrisico

Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.

Overlijdensrisico

Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.

Arbeidsongeschiktheidsrisico

Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen ('schadereserve'). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het pensioenfonds is om het overlijden- en arbeidsongeschiktheidsrisico niet te herverzekeren.

Toeslagrisico

Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is.

Liquiditeitsrisico (S7)

Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.

Concentratierisico (S8)

Concentraties kunnen ertoe leiden dat het pensioenfonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering.

Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het Bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio's, landen, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het pensioenfonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het Bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan.

De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. 

De volgende grote posten met meer dan 2% van het balanstotaal zijn aanwezig:

(bedragen x € 1.000)   31-12-2022       31-12-2021    
                 
Vastgoed                
Northern Trust Deverloped Real Estate Index   239.380   4,5%   348.487   5,3%
Achmea Dutch Residential Fund   nvt   nvt   221.068   3,3%
                 
Aandelen                
Northern Trust Emerging markets Custom ESG Equity Fund   280.602   5,2%   284.482   4,3%
                 
Vastrentende waarden                
BlackRock Institutional Cash Series Euro Liquidity Fund   349.416   6,5%   523.184   7,9%
Achmea Hypotheken Discretionair Particulier   239.101   4,5%   290.816   4,4%
Duitse staatsobligaties   101.395   1,9%   241.643   3,6%
SS Bloomberg Roll Select Commodity Fonds   225.345   4,2%   184.503   2,8%
Aegon Asset Managenent Mortgage Fund 2   226.985   4,2%   183.005   2,8%
Legal & General ESG Emerging Markets Government Bonds   140.589   2,6%   167.748   2,5%
Neuberger Berman Emerging Markets Equity Fund   142.733   2,7%   153.748   2,3%
Nederlandse staatsobligaties   183.873   3,4%   nvt   nvt
Franse staatsobligaties   175.879   3,3%   nvt   nvt
Barings   117.412   2,2%   nvt   nvt
                 
Overige beleggingen                
Barclays plc   104.890   2,0%   nvt   nvt
Merrill linch   181.620   3,4%   nvt   nvt
Bloomberg Roll Select Commodity Fund   nvt   nvt   363.649   5,5%
Rabobank   94.190   2,1%   nvt   nvt
                 
Totaal   2.803.410   52,6%   2.962.333   44,7%

Operationeel risico (S9)

Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico's worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur.

De bewaring van de stukken uit de portefeuille is ondergebracht bij Custodian BNY Mellon.

De pensioenuitvoering is uitbesteed aan pensioenuitvoerder TKP. Hiermee is een uitbestedingsovereenkomst en een service level overeenkomst (SLA) gesloten.

Het bestuur beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van de vermogensbeheerders en TKP door middel van performancerapportages (alleen vermogensbeheerders), SLA-rapportages en onafhankelijk getoetste interne beheersingsrapportages (ISAE 3402-rapportages of SOC-1-rapportage) en het In Control Statement (alleen TKP).

Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico's worden door het pensioenfonds hiervoor geen buffers aangehouden in de solvabiliteitstoets.

Actief risico (S10)

Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt van het beleid volgens de benchmark. Het pensioenfonds kiest voor actief beheer wanneer er gegronde redenen zijn om daar een meerwaarde van te verwachten. Waar dat niet het geval is, wordt voor een passieve oplossing gekozen. Vandaar dat voor die delen van de portefeuille waarbij sprake is van actief beheer in aanvulling op het standaardmodel van DNB een aanvullende buffer S10 wordt aangehouden. Voor de categorie aandelen wordt een opslag voor actief beheer gerekend. Voor de categorieën vastrentende waarden en vastgoed wordt het actief beheer risico afwezig geacht. Voor de berekening van de opslag voor actief beheer wordt uitgegaan van een methodiek waarbij gebruik gemaakt wordt van de tracking error. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico.

Systeemrisico

Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.

6.7 Niet in de balans opgenomen verplichtingen en activa

Langlopende contractuele verplichtingen

Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten tot eind 2025 met TKP. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt ongeveer € 6,7 miljoen inclusief btw.

6.8 Verbonden partijen

Identiteit van verbonden partijen

Er is sprake van een relatie tussen het pensioenfonds, haar bestuurders, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders, voor zover zij bestuurder zijn in het pensioenfonds.

Transacties met (voormalige) bestuurders

Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de toelichting op de pensioenuitvoeringskosten. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. Eén bestuurder neemt deel aan de pensioenregeling van het pensioenfonds onder normale voorwaarden. Eén bestuurder geniet een uitkering.

6.9 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2022

9. Premiebijdragen

(bedragen x € 1.000)   2022   2021
         
Pensioenpremie huidig jaar   141.396   124.451
Pensioenpremie voorgaand jaar   1.483   1.240
Aanvullende premie   118   120
Totaal   142.997   125.811

De werkgeversbijdrage bedraagt voor regeling A 13,15% en regeling B 13,3% van de premiepensioengrondslag en de werknemersbijdrage bedraagt voor regeling A 13,15% en regeling B 13,3% van de premiepensioengrondslag. Daarnaast wordt voor regeling B 3,2% van de premiegrondslag gefinancierd vanuit de bestemmingsreserve.

De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie zijn als volgt:

(bedragen x € 1.000)   2022   2021
         
Kostendekkende premie   188.888   182.707
Gedempte kostendekkende premie   119.843   107.595
Feitelijke premie   145.759   126.689

De stijging van de premies in 2022 zijn voornamelijk het gevolg van de stijging van het aantal actieve deelnemers en de verhoging van het premiepercentage voor meubel van 25,2% naar 26,3%.

In de feitelijke premie is in 2022 naast de pensioenpremie een onttrekking vanuit de bestemmingsreserves van € 2.880 verantwoord (2021: € 2.238).

De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:

(bedragen x € 1.000)   2022   2021
         
Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw   150.570   148.232
Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen   27.100   25.793
Opslag voor uitvoeringskosten   11.218   8.682
Totaal   188.888   182.707

De samenstelling van de feitelijke premie is als volgt:

(bedragen x € 1.000)   2022   2021
         
Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw   106.914   93.730
Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen   20.676   17.490
Opslag voor uitvoeringskosten   10.375   11.610
Opslag voor premievrijstelling bij invaliditeit   7.794   3.859
Totaal   145.759   126.689

De samenstelling van de gedempte kostendekkende premie is als volgt:

(bedragen x € 1.000)   2022   2021
         
Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw   67.340   59.291
Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen   12.103   10.317
Opslag voor uitvoeringskosten   8.755   8.682
Premies bestemd voor voorwaardelijke toeslagverlening   31.645   29.305
Totaal   119.843   107.595

10. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds

(bedragen x € 1.000)   Directe beleggings-
opbrengsten
  Indirecte beleggings-
opbrengsten
  Kosten vermogens-beheer   Totaal
                 
2022                
Vastgoed beleggingen   5.831   -87.931   -1.233   -83.333
Aandelen   38.492   -333.822   -1.075   -296.405
Vastrentende waarden   23.290   -396.037   -6.025   -378.772
Derivaten   22.733   -1.118.812   -1.891   -1.097.970
Overige beleggingen   -2.201   68.374   -140   66.033
Totaal   88.145   -1.868.228   -10.364   -1.790.447
(bedragen x € 1.000)   Directe beleggings-
opbrengsten
  Indirecte beleggings-
opbrengsten
  Kosten vermogens-beheer   Totaal
                 
2021                
Vastgoed beleggingen   25.693   117.961   -2.581   141.073
Aandelen   40.454   500.649   -1.302   539.801
Vastrentende waarden   19.732   -64.430   -4.847   -49.545
Derivaten   18.675   -395.287   -1.907   -378.519
Overige beleggingen   -5.119   99.555   -508   93.928
Totaal   99.435   258.448   -11.145   346.738

Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen. Deze zijn onderdeel van de
indirecte beleggingsopbrengsten en bedragen over 2022 € 3.715 (2021 € 2.698).

11. Overige baten

(bedragen x € 1.000)   2022   2021
         
Andere baten   70   1.094
Interest premies   14   17
Mutatie dubieuze debiteuren   0   870
Totaal   84   1.981

12. Pensioenuitkeringen

(bedragen x € 1.000)   2022   2021
         
Ouderdomspensioen   80.128   74.334
Partnerpensioen   18.076   17.361
Arbeidsongeschiktheidspensioen   1.845   1.754
Wezenpensioen   269   242
Afkoop pensioenen en premierestitutie   3.167   2.566
Totaal   103.485   96.257

De post 'afkoop pensioenen' betreft de afkoop van pensioenen die individueel lager zijn dan € 520,35 (2021: € 503,24) per jaar.

13. Pensioenuitvoeringskosten

(bedragen x € 1.000)   2022   2021
         
Bestuurskosten   667   609
Kosten auditcommissie en Verantwoordingsorgaan   115   115
Accountantskosten   93   202
Administratiekostenvergoeding   7.709   6.633
Contributies en bijdragen   385   396
Advieskosten   414   572
Dwangsommen en boetes   0   0
Overige   428   476
Certificerend actuaris   44   54
    9.855   9.057
Projectkosten   763   1.421
Totaal   10.618   10.478

De projectkosten zien toe op éénmalige projecten of diensten. Dit gaat om diensten betreffende de Wet Toekomst Pensioen, de transitie van pensioenuitvoerder en rebranding.

Governancekosten

De transacties met bestuurdersleden hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met de bestuurs- en commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld en reis- en verblijfkosten deze bedragen over 2022: € 524 (2021: € 501). De kosten zijn hoger als gevolg van indexatie en doordat in 2022 meer reiskosten zijn gemaakt, omdat de vergaderingen niet meer digitaal hoefden plaats te vinden.

Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend.

Accountantshonoraria

De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt:

Specificatie Accountantskosten

(bedragen x € 1.000)   Onafhankelijke accountant   Overige netwerk   Totaal
             
2022            
Controle van de jaarrekening   84   0   84
Fiscale advisering   0   56   56
Andere niet-controle diensten   9   0   9
Totaal   93   56   149
(bedragen x € 1.000)   Onafhankelijke accountant   Overige netwerk   Totaal
             
2021            
Controle van de jaarrekening   92   0   92
Fiscale advisering   0   23   23
Andere niet-controle diensten   110   0   110
Totaal   202   23   225

In bovenstaande opstelling is de methode gehanteerd waarbij wordt opgegeven de in het boekjaar ten laste gebrachte totale honoraria voor onderzoek van de jaarrekening en verslagstaten en de totale honoraria voor andere controleopdrachten, uitgevoerd door de externe accountant. De andere niet-controlediensten bestaan uit kosten voor de transitie van uitvoerder en accountant en kosten voor btw-aangiftes en dividendterugvorderingen.

Aantal personeelsleden

Het pensioenfonds heeft zowel in 2022 als in 2021 geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van de pensioenuitvoerder dan wel vermogensbeheerder. 

14. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds

(bedragen x € 1.000)   2022   2021
         
Pensioenopbouw   154.854   148.232
Toeslagverlening   245.862   31.345
Rentetoevoeging   -25.912   -30.252
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringkosten   -105.273   -98.913
Wijziging marktrente   -1.656.961   -388.831
Wijziging actuariële uitgangspunten   16.037   -19.105
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten   -2.036   4.681
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen   -5.744   13.255
Totaal   -1.379.173   -339.588

15. Saldo overdrachten van rechten

(bedragen x € 1.000)   2022   2021
         
Inkomende waardeovernames   -8.019   -1.213
Inkomende waardeovernames klein pensioen   -9.781   -3.976
Uitgaande waardeoverdrachten   13.623   0
Uitgaande waardeoverdrachten klein pensioen   6.676   0
Totaal   2.499   -5.189

16. Overige lasten

(bedragen x € 1.000)   2022   2021
         
Dotatie voorziening dubieuze debiteuren   337   0
Interest overige   82   43
Saldo herverzekeringen   -97   90
Dotatie spaarfonds gemoedsbezwaarden   309   -165
Overig   103   5
Totaal   734   -27

De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.

6.10 Gebeurtenissen na balansdatum

De technische voorzieningen zijn vastgesteld op basis van de rentetermijnstructuur van DNB per 31 december 2022 en de factoren zoals genoemd in de grondslagen bij de jaarrekening. In 2020 heeft DNB toegelicht dat de rentetermijnstructuur de komende jaren in vier stappen wordt gewijzigd. De eerste twee stappen zijn verwerkt in 2021 en 2022. DNB heeft eind 2022 aangegeven dat de nieuwe UFR-methode zoals geadviseerd door de Commissie Parameters 2022, per 1 januari 2023 ineens wordt ingevoerd. Deze wijziging wordt in boekjaar 2023 verantwoord. Het toepassen van de laatste stap van de nieuwe UFR-methode heeft per 1 januari 2023 een effect van ongeveer -0,5 procentpunt op de dekkingsgraad van het pensioenfonds.

Amsterdam, 21 juni 2023

P.A. de Bruijn - Nooteboom, voorzitter

R.G.A. van Dijk, uitvoerend bestuurder

P. Priester, uitvoerend bestuurder

D.A. Roodenrijs, loco voorzitter / niet-uitvoerend bestuurder

P.W. de Geus, niet-uitvoerend bestuurder

L.C.M. Leisink, niet-uitvoerend bestuurder

D. Gunaydin, niet-uitvoerend bestuurder

M. Pet, niet-uitvoerend bestuurder

M. de Jong, niet-uitvoerend bestuurder

Versie:
v6.2.32

Met iWink Report maak je professionele online publicaties. Publicaties die je online, in print en als PDF-download kunt aanbieden.

En daarmee voldoe je direct aan de WCAG-wetgeving rond digitale toegankelijkheid.

Eenvoudig, veilig en efficiënt.

Meer over iWink Report